Pseudohypoaldosteronisme type I

Pseudohypoaldosteronisme type I is een zeldzame aandoening waarbij er door een afwijking in de nierbuisjes (tubuli) te veel zoutverlies via de urine optreedt. Dit wordt veroorzaakt door ongevoeligheid van de nier voor de werking van het hormoon aldosteron. Aldosteron reguleert normaliter de zoutuitscheiding via het zoutkanaal ENaC in de verzamelbuis van de nier.  Pseudohypoaldosteronisme type I wordt veroorzaakt door een fout in het genetisch materiaal (mutatie). Er is ofwel een mutatie in een gen dat verantwoordelijk is voor de aanmaak van onderdelen van het zoutkanaal ENaC of er is een mutatie in een gen dat verantwoordelijk is voor de receptor van aldosteron. Door een fout in deze aldosteronreceptor reageren de niercellen niet meer op aldosteron.

Kenmerken en symptomen

Door de hierboven beschreven genetische afwijkingen ontstaat er een stoornis in de werking van het ENaC zoutkanaal of de respons van het kanaal op aldosteron, waardoor er te weinig zout (natrium) wordt heropgenomen en dus te veel zout wordt uitgeplast. De meeste patiënten presenteren zich op jonge leeftijd met ondervulling/uitdroging, een lage bloeddruk en een hoog kaliumgehalte in het bloed. De zoutuitscheiding in de longen is ook vaak gestoord waardoor patiënten luchtwegproblemen kunnen hebben zoals te veel slijmaanmaak en luchtweginfecties.

Overerving

Pseudohypoaldosteronisme type I kan zowel autosomaal recessief als dominant overerven. Dit is afhankelijk van de onderliggende genetische afwijking.

Pseudohypoaldosteronisme type I door SCNN1A, SCNN1B of SCNN1G mutaties erven autosomaal recessief over. Dit betekent dat een persoon deze aandoening krijgt wanneer hij of zij in zowel in het erfelijk materiaal afkomstig van vader als dat van moeder een mutatie heeft. Omdat er dus twee mutaties nodig zijn, en de mutaties vrij zeldzaam zijn, is de kans dat kinderen van een patiënt de ziekte ook hebben niet groot, maar ook niet helemaal afwezig en hoger dan in de algemene populatie.

Als de ziekte veroorzaakt wordt door NR3C2 mutaties, is de overerving autosomaal dominant. In dat geval heeft een zoon of dochter van iemand met de aandoening een kans van 50% om de afwijking te erven.

Diagnose

De diagnose pseudohypoaldosteronisme type I wordt vermoed op basis van de klinische verschijnselen. De diagnose kan bevestigd worden middels een genetische test waarbij de DNA-afwijking in de betrokken genen wordt aangetoond.

Behandeling

Er is geen oorzakelijke behandeling beschikbaar om de onderliggende afwijking te behandelen. Met andere woorden: het onderliggende probleem (het disfunctionerende ENaC kanaal of de aldosteronreceptor) kan niet verholpen worden. De behandeling bestaat derhalve uit het behandelen van de gestoorde zout- en mineraalstoornissen. Patiënten worden behandeld met hoge doseringen zouten via hun dieet of met supplementen. Soms kan er behandeld worden met hoge doses van op aldosteron gelijkende stoffen, of geneesmiddelen die de aldosteronreceptor gevoelig maken voor andere stoffen dan aldosteron.

Prognose

De prognose van patiënten met pseudohypoaldosteronisme type I is goed. De klinische verschijnselen nemen veelal in de loop van het leven af.