Gitelman syndroom
Gitelman syndroom is een zeldzame aandoening waarbij er door een afwijking in de nierbuisjes (tubuli) te veel zoutverlies via de urine optreedt. De ziekte wordt meestal veroorzaakt door een verandering (mutatie) in het genetisch materiaal (DNA). Zo’n mutatie zorgt ervoor dat specifieke cellen in de nierbuisjes die bepaalde zouten moeten behouden, niet meer goed werken. Een dergelijk probleem kan worden veroorzaakt door een DNA-afwijking in het SLC12A3 gen of het CLCNKB gen.
SLC12A3 is verantwoordelijk voor de aanmaak van de natrium-chloride-cotransporter (NCC) in de distale tubulus, een specifiek onderdeel van het nierbuisje. NCC is verantwoordelijk voor de heropname van natrium en chloride uit de voorurine. CLCNKB is verantwoordelijk voor de aanmaak van chloridekanalen in de distale tubulus. Verminderde of afwezige functie van deze dit chloridekanaal kan ook leiden tot verminderde heropname van natrium en chloride in de nierbuisjes.
Kenmerken en symptomen
Door een DNA-afwijking in ofwel SLC12A3 of CLCNKB ontstaat er een stoornis in de heropname van natrium en chloride waardoor er te veel zouten (natrium en chloride) worden uitgeplast. Hierdoor ontstaan ook andere stoornissen zoals lage concentraties van kalium en magnesium in het bloed door teveel kalium en magnesiumverlies in de urine. Daarnaast hebben patiënten vaak een metabole alkalose (een te hoge pH van het bloed), en wordt er juist weinig calcium (kalk) uitgeplast. Door deze zout- en mineraalafwijkingen kunnen patiënten diverse klachten krijgen, welke van persoon tot persoon sterk kunnen verschillen. Mogelijke klachten zijn spierkrampen of spierzwakte, tintelingen, chronische vermoeidheid, concentratiestoornissen, depressie, dorst, vaak plassen, diarree of juist obstipatieklachten, hartritmestoornissen, spier- en gewrichtspijnen en soms kalkafzettingen in of rondom de gewrichten. Op kinderleeftijd kan groeivertraging optreden. Patiënten met het syndroom van Gitelman hebben meestal een iets lagere bloeddruk, waarbij klachten duizeligheid kunnen optreden, vooral bij opstaan.
Overerving
Het Gitelman syndroom is een erfelijke ziekte, welke autosomaal recessief overerft. Dit betekent dat een persoon deze aandoening krijgt wanneer hij of zij in zowel in het erfelijk materiaal afkomstig van vader als dat van moeder een mutatie heeft in SLC12A3 of CLCNKB. Omdat er dus twee mutaties nodig zijn, en de mutaties vrij zeldzaam zijn (1%), is de kans dat kinderen van een patiënt met Gitelman syndroom de ziekte ook hebben niet groot (0.5%). Broers en zussen van patiënten hebben daarentegen wel een grote kans (25%) om ook Gitelman syndroom te hebben.
Diagnose
De diagnose kan bevestigd worden door genetisch onderzoek. Ook kan een zogenaamde thiazide test worden verricht, waarbij door het geven van een plastablet de activiteit van NCC wordt getest. Bij patienten met het syndroom van Gitelman is de NCC activiteit verminderd.
Behandeling
Er is geen oorzakelijke behandeling beschikbaar om de onderliggende afwijking te behandelen. Met andere woorden: het onderliggende probleem (het disfunctionerende NCC) kan niet verholpen worden. De behandeling bestaat daarom uit het behandelen van de zout- en mineraal stoornissen en is gericht op het voorkomen of behandelen van klachten. Veelal bestaat deze (levenslange) behandeling uit kaliumsparende plastabletten, kaliumsuppletie, magnesium suppletie en soms natrium-chloride suppletie. Helaas leidt dit niet altijd tot afname of verdwijnen van de klachten, en soms zijn er bijwerkingen van de behandeling.
Prognose
Het Gitelman syndroom is een chronische aandoening, dat wil zeggen dat het levenslang blijft bestaan, waarbij patiënten meestal bij een dokter gespecialiseerd in nierziekten (internist-nefroloog) onder behandeling blijven.
De algemene prognose van patiënten met het Gitelman syndroom is goed. Wel is het, zoals hierboven beschreven, niet altijd mogelijk met behandeling de klachten te doen verdwijnen. In zeldzame gevallen treedt er vermindering van de nierfunctie op. Het Gitelman syndroom leidt meestal niet tot dusdanige nierfunctieverslechtering dat nierfunctievervangende behandeling (dialyse, niertransplantatie) noodzakelijk is.